■ WLAN-verbinding
Ga als volgt te werk als u een WLAN-verbinding wilt maken:
1. Geef in het dialoogvenster
Connection setup: Name and type
de
volgende instellingen op:
Connection name
— Geef een beschrijvende naam voor de verbinding op.
Connection type:
— Selecteer
WLAN
.
2. Tik op
Next
. Het apparaat vraagt of u naar beschikbare WLAN-
netwerken wilt laten zoeken. Tik op
Yes
om het zoeken te starten, of
op
No
om dit over te slaan.
Als u de optie
Yes
selecteert, worden na het zoeken alle beschikbare
WLAN-netwerken weergegeven met informatie over elke verbinding:
• Beveiligingsniveau van de WLAN-verbinding:
— Geen beveiliging (bijvoorbeeld een openbaar
toegangspunt op een vliegveld)
I n t e r n e t v e r b i n d i n g e n m a k e n
24
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
— Matige beveiliging d.m.v. WEP-verificatie (wired
equivalent privacy)
— Hoge beveiliging (Wi-Fi-toegang met WPA-verificatie,
inclusief WPA1 en WPA2).
Het beveiligingsniveau van het netwerk heeft invloed op de
instellingen die worden weergegeven wanneer u op
Next
tikt.
• Naam van het WLAN-netwerk
• WLAN-signaalsterkte
•
als het WLAN-netwerk reeds is geconfigureerd als
internetverbinding en dit op het apparaat is opgeslagen
3. Tik op
Finish
om de instellingen op te slaan. Als u geavanceerde
instellingen wilt opgeven, tikt u op
Advanced
.
Tip: Het kan nodig zijn geavanceerde instellingen op te geven
wanneer, bijvoorbeeld, uw internettoegangspunt het gebruik
van proxyservers vereist.
Wanneer u een bestaande WLAN-verbinding bewerkt of u het zoeken
naar WLAN-netwerken in stap 2 overslaat, worden de volgende
instellingen weergegeven:
Network name (SSID)
— Geef de naam van het WLAN-netwerk op. Zorg
ervoor dat de naam van het netwerk uniek is als u de beheerder van het
netwerk bent. Als u een internetverbinding via WLAN tot stand brengt,
wordt de verbinding op deze informatie gebaseerd. Als het veld lichter
van kleur is en niet kan worden bewerkt, bevat de gescande SSID tekens
uit een onbekende tekenset en niet uit UTF-8 zoals het apparaat
verwacht.
Network is hidden
— U dient deze optie te selecteren als de naam van uw
WLAN-netwerk verborgen is. Als deze optie is geselecteerd, zoekt uw
apparaat actief naar het verborgen WLAN-netwerk als u een
internetverbinding tot stand brengt.
Network mode
— Selecteer de modus
Infrastructure
of
Ad hoc
. De modus
Infrastructure wordt bij de internetverbindingen gebruikt.
I n t e r n e t v e r b i n d i n g e n m a k e n
25
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Security method
— Selecteer
None
(geen beveiliging),
WEP
(matige
beveiliging),
WPA pre-shared key
(hoge beveiliging) of
WPA with EAP
(hoge beveiliging).
Belangrijk: Schakel altijd een van de beschikbare coderingsmethodes
in om uw draadloze WLAN-netwerk beter te beveiligen. Als u codering
gebruikt, verkleint u het risico op ongeoorloofde toegang tot uw
gegevens.
Tip: Het apparaat ondersteunt WEP (wired equivalent privacy)
met sleutelgrootten van 40 bits of 104 bits (gelijk aan 64 bits
en 128 bits, afhankelijk van de fabrikant van het WLAN-
toegangspunt).
Selecteer bijvoorbeeld in het toegangspunt ASCII 40/64 bits en
voer 5 tekens in. Selecteer in het apparaat de
corresponderende 40 bits en voer dezelfde 5 tekens in.
In bepaalde locaties, zoals Frankrijk, gelden beperkingen voor het gebruik van
draadloos LAN. Neem contact op met de plaatselijke autoriteiten voor meer
informatie.